Volgers

zaterdag 15 februari 2020

Glinsterogen


Het is 2018. We worden weer in Rotterdam verwacht voor een opname. Meerdaagse chemo’s, dus koffer erop aangepast en trollen voorbereid.
Zodra we uit de taxi stappen, slaat Ilva verschrikt de hand tegen de mond. “Mammie! We zijn mijn knuffel vergeten!”

Auw.
Zonder knuffel slaapt ze niet.
ECHT niet.
Ze heeft iets nodig om tegen zich aan te kunnen trekken, om erachter te verstoppen, om erin te verdwijnen, om zacht te geven waar het allemaal zo hard is.

Nu is het Sophia Kinderziekenhuis gelukkig zo gesitueerd dat er een winkelstraatje binnen het geheel valt: we grijpen een rolstoel en rollen snel richting de multifunctionele drogisterij. Daar verkopen ze namelijk knuffels.
Met glinsterogen.
Van die heule grote, aandoenlijke ogen.
En dat lust ons wiefke wel.
Ik ook trouwens, dus Ilva eindigt met een grote uil en ik met een drakensleutelhanger.
Op naar de kamer.
Op naar hard.

Bovenstaande scène herhaalt zich diverse malen, want ook al leggen we een knuffel klaar, zodra de zorgtaxi voor de deur staat, schiet ons hart in de keel en vergeten we gezamelijk om haar diertje in de armen te stoppen.
Zo groeit de aanwas van glinsteroogjes gestaag en kunnen we er eigenlijk wel een beetje om lachen.

Nu helemaal.
Want anno 2020 kost het nog wel eens wat moeite om een slaapplekje vrij te maken voor bovengenoemde troela wegens een overvloed aan glinsteroogjes in haar bed!
Ze weet van ieder diertje nog precies waar en wanneer ze deze heeft gekregen. “Mammie, weet je nog? Toen waren we weer in het kleine grote ziekenhuis met de olifant. En toen mocht ik zelf kiezen. En toen wolde ik deze.”
En: “Maaaam? Deze had ik toch toen ik op de grote kamer zat? Toen we heel lang moesten blijven daar? En toen had ik een wolfje nodig en toen vond jij een wolfje!”

Wat een verhalen.
Wat een associaties.
Wat een geheugen!
En ik maar hopen dat ze er op een dag naar zal kijken als ‘haar mooie verzameling glinsterogen’ in plaats van ‘die knuffels uit het ziekenhuis’.

In februari word ik ineens uitgenodigd om mee te praten in een debat over cliënt-dokter communicatie in het Prinses Maxima Centrum. Een zeer waardevolle discussie houdt ons die ochtend bezig, waarbij ik ruimschoots de kans krijg mijn punten naar voren te brengen.
Het is mooi om te zien hoe dit openheid geeft over wat dokters denken dat ouders nodig hebben en waar ouders daadwerkelijk om vragen.
Voor herhaling vatbaar, zeker.

Zodra ik terugloop naar het station, knalt ineens het knopje om: ik heb daar zojuist staan betogen over wat een ouder nodig heeft tijdens de levensbedreigende situatie omtrent hun kind.
Ons kind.
Ons wiefke.
Die het zo dapper allemaal doorstaan heeft en nu met stuiterende krullen op school zit.

Ineens verschiet mijn gemoed van spreker naar moeder.
En kost het me plots moeite mijn tranen binnen te houden.
Wat we allemaal niet hebben meegemaakt dat jaar.
Alles waar we even niet bij stil wilden blijven staan omdat we door moesten.

Vlakbij het station is een speelgoedwinkel.
Ik duik naar binnen met een duidelijk doel voor ogen en ja, ik zie ze: glinsterogen.
Gewapend met twee lieve knuffels voor mijn twee lieve trollen stap ik even later de trein weer in, op weg naar huis.
Er moeten nieuwe associaties komen.
Knuffeldieren die niet in het ziekenhuis gekregen zijn.

Thuis word ik met gejuich ontvangen.
De knuffels ook.

“Mammie, deze wilde ik hebben! Ik houd van deze unicorn! En van jou! Je bent de allerliefste moeder dat je die voor mij hebt gekocht! En ik ben niet in het ziekenhuis!”

Nu zijn het mijn ogen die glinsteren.
Ik slik de brok in mijn keel weg.
Snoetje, ik denk dat ik ze misschien net zo hard voor mezelf heb gekocht.


zondag 26 januari 2020

Zelf.

Ik maak een vlechtje met drie slagen erin. De bovenste helft van haar donkere dos zetten we nog even vast met speldjes, want die lokken zijn nog te kort.

Kirrend kijkt Ilva in de spiegel: "Mammie, ik lijk eindelijk weer op mezelf!"

Dan komt ze de kamer weer in en trekt het elastiekje eruit. "Maar nu moetie er weer uit, anders herkent vriendin me niet."

Het meiske uit de straat kent Ilva immers alleen met kaal koppetje en korte, donkere lokken.

Het maakt me allemaal niet uit.
Uiterlijk komt eindelijk weer dichterbij innerlijk.
Want zichzelf is ze eerlijk gezegd al die tijd gebleven.